-
1 etwas fahren lassen
-
2 fahren
fahren♦voorbeelden:auf, in Urlaub fahren • met vakantie gaanmit dem Fahrstuhl fahren • met de lift gaan3 wann fährt dieser Zug? • wanneer vertrekt deze trein?aus dem Bett, den Federn fahren • uit bed springen, vliegenein Gedanke fuhr ihr durch den Kopf • een gedachte schoot haar door het hoofdwas ist bloß, nur in ihn gefahren? • wat bezielt hem toch?in die Kleider fahren • zijn kleren aanschieten5 jemandem durchs, übers Haar fahren • door, over iemands haar strijken, gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:eine Kurve fahren • een bocht nemeneine Strecke fahren • een traject afleggen♦voorbeelden: -
3 Abstand
Abstand〈m.〉♦voorbeelden:1 den gebührenden Abstand wahren • de passende afstand, distantie bewarenauf Abstand halten • op een afstand houdenin 20 Meter Abstand • op 20 meter afstandin kurzen, regelmäßigen Abständen • met korte, regelmatige tussenpozenvon einer Sache Abstand nehmen • van iets afzien -
4 aufsagen
aufsagen♦voorbeelden: -
5 von einer Sache Abstand nehmen
von einer Sache Abstand nehmenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > von einer Sache Abstand nehmen
-
6 Anzeige
Anzeige〈v.; Anzeige, Anzeigen〉2 kennisgeving, aankondiging♦voorbeelden:eine Anzeige verfolgen • rechtsingang aan een klacht gevengegen jemanden Anzeige erstatten • tegen iemand aangifte doenetwas zur Anzeige bringen • aangifte van iets doen -
7 absehen
absehen1 afzien van ⇒ laten varen, opgeven♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉5 het gemunt, voorzien hebben op ⇒ het op iets aanleggen♦voorbeelden:1 Schulaufgaben bei, von jemandem absehen • het huiswerk van iemand afkijken, overschrijvener hat es auf sie abgesehen • (a) hij heeft het op haar gemunt; (b) hij heeft zijn oog op haar laten vallen -
8 schenken
schenken2 verlenen, schenken♦voorbeelden:geschenkt ist geschenkt! • eens gegeven blijft gegeven!ihm ist im Leben nichts geschenkt worden • hij heeft in zijn leven niets cadeau gekregen〈 informeel〉 das ist ja fast, halb geschenkt! • dat is zowat voor niets!das wäre mir geschenkt zu teuer! • dat zou ik niet eens voor niets willen hebben!jemandem etwas zum Geburtstag schenken • iemand iets voor zijn verjaardag geven, cadeau doen〈 informeel〉 geschenkt! • laat maar!¶ 〈 spreekwoord〉 einem geschenkten Gaul sieht man nicht ins Maul • een gegeven paard moet men niet in de bek zien1 afzien van ⇒ overslaan, laten zitten♦voorbeelden:1 das schenke ich mir! • ik hou het (hier) wel voor gezien!
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский